TONGELRE - STADSDEEL VAN EINDHOVEN

 
Afbeelding invoegen

Pas in 1920 is Tongelre als gemeente bij Eindhoven gekomen.

Niet alleen verbleef Vincent van Gogh met zijn vriend Dimmen Gestel in de "Tongelrese Boschjes" bij de Wolvendijk of bij het Wasven om te tekenen en te schilderen.
Volgens Tonnie van de Boomen weet hij, als Tongelre kenner, te vermelden dat een wever- boertje-mattenvlechter,  Martien Aarts, aan de Loostraat door Vincent werd bezocht. Die hem wilde tekenen achter zijn weefgestel.
Hij kreeg na afloop wat tekeningen als compensatie voor de moeite. Martien vond ze eigenlijk zo lelijk dat hij na het vertrek van Vincent ze meteen in de kachel gooide.
 
Ook zochten ze Dimmen en Vincent's idyllische plekjes in de Zeggen achter de Collse Watermolen en tussen het huidige Karregat.
De Dommel vormt daar de grens met Eindhoven.
Er lag daar een soort moeras wat vaak in de winter zelfs gedeeltelijk onder water stond.
Dit waren de Raauwe Velden en 'n bewoner ervan was het Raauw boerke (Johan van Lith).
Er stonden wat armetierige schamele hutten die bijna in elkaar vielen van ellende.
De grond leverde niks op dan wat aardappelen en het zogenaamde "Spurrie", wat nog net als veevoer diende.

Vincent beschrijft ook  aldaar een oud vrouwtje die voor haar deur de aardappelen rooit en in de buurt dacht men dat ze kon toveren en noemde haar de "Heksenkop".
Ze zal wel niet moeders mooiste geweest zijn en volgens Vincent was  het eenzame vrouwtje alleraardigst.
Bij het aangeven van haar overlijden door de toenmalige molenaar Smulders en boer Wouters op 2 december 1918 had ze de leeftijd van 90 jaren.

De Raauwe Velden zijn nu nauwelijks bewoond.
Toon de Brouwer en Martien van Dungen wonen er nog, er staat nog een mooi landhuis en de schapen van herder Adriaanse grazen er nog naar hartenlust.

De eigenaar indertijd van de Collse Hoeve  was Jacob Neiszen en hij liet er een bierhuis van maken, met beugelbaan, die trouwens ook beschreven werd door Dimmen Gestel als ze na een lange tocht verpozing zochten of hun schilders-ervaringen uitwisselden.

Soms zat de natte verf vol insecten, die Vincent gewoon mee schilderde en er dan later weer uitgepeuterd werden.
Er zullen er nog wel een paar onder het vernis zitten en goed geconserveerd zijn.

Later werd een van de dochters ook "de Collse Heks" genoemd omdat ze alleen met haar geit leefde en met niemand contact wilde hebben.

Vincent dwaalde daar ook door de beken op zoek naar winterkoninkjes-nestjes met de jongens uit de buurt.
Van Gogh schilderde het desolate landschap en lege horizonnen met waarschijnlijk de befaamde hutten zoals hij Theo laat weten.

Met een paar archeologen van Eindhoven willen we nog eens gaan zoeken met metaaldetectoren om te kijken of we wat kunnen vinden van die vroegere bewoning, want dan zouden er nog wel wat scherven te vinden moeten zijn.
Gezien de armoede in die tijd zullen er wel geen schatten gevonden worden.
Volgens Kees van Grevenbroek is er echter wel een roestig hoefijzer gevonden.
 
Alhoewel het schilderij van de Collse Watermolen met de rode daken ooit aan Eindhovense Gemeente is aangeboden voor 95.000 oude guldens, was er echter geen belangstelling voor indertijd.
Het schilderij van de Collse watermolen (JH 488) werd in 1966 bij Max van Waaij in Amsterdam geveild voor 95.000 Nederlandse guldens.
Er was geen interesse van het van Abbe Museum.
Een jaar later werd het verkocht aan familie LeFrak in New York.
 
In brief 515 aan Theo schrijft Vincent dat het er de residentie (kadaster # C 845) was van een heertje die in de wandeling wordt genoemd het "Rouwboerke".

Het andere wordt bewoond door "een braaf mensch" en dat toen ik er kwam geen mysterieuzer bezigheid verrichtte dan haar aardappelkuil om te werken, doch evenwel ook moet kunnen toveren, althans zij draagt de naam van "de Heksenkop". 
Er zijn verschillende schilderijen die in aanmerking kunnen komen als zijnde de bedoelde hutten.
 


 
Het grootste ven indertijd, in de wijde omtrek, was het Wasven zoals Nico Arts ons mededeelde.
Vanaf het Hofke richting Woensel over de heide, wat ook de kortste weg naar Eindhoven was.
De mogelijkheid dat Vincent de "Mastbomen in 't ven" daar getekend heeft is dus wel erg groot.
 
De Dommel geeft bij de watermolen van Opwetten aan de Wolvendijk, die van Gogh schilderde, net op de grens met Eindhoven nog steeds hetzelfde beeld als indertijd toen Vincent en Dimmen Gestel er daarbij in vervoering hebben gekeken naar de zonsondergang boven Eindhoven.

Zoals Dimmen in zijn latere herinneringen verhaalde raakte Vincent geheel in vervoering en bleven ze daar geruime tijd turend en genietend van de geuren en kleuren en het geluid van het neerstortende water.

Van het intensieve kijken kreeg hij ook rode ogen, tenminste was dat bij zijn vrienden wel opgevallen.
Je kan nu op dezelfde plaats gaan staan vanuit de positie waar hij de watermolen schilderde met het kolkende water vanachter de sluis.
 
Vincent zelf beschrijft in zijn brieven dat hij lang door de beken moest waden om zeldzame vogelnestjes te vinden voor zijn verzameling, waarbij hij hulp kreeg van de jongens uit de buurt en hen daarvoor wat geld gaf.
Voor die jonge jongens moet dat prachtig geweest zijn en misschien liet hij ze daarvoor ook nog in de bomen en struiken klimmen.

Deze tekeningen van de nestjes zijn ongelooflijk nauwkeurig getekend met net zoveel kunstenaarschap als de vogeltjes zelf het maakten.
Vincent had een grote verzameling die hij ook wel deelde met anderen als hij ze dubbel had.

Ook de verhalen van Piet van Hoorn (1873-1974), de latere molenaar, vertelt hoe hij op 10 jarige leeftijd met Vincent die tochten ondernam.
Piet heeft niet veel geleden van van de nattigheid want hij werd meer dan 100 jaar en heeft vaak aan iedereen die het hoorde wilde zijn verhalen verteld.

Het Zegge gebied tot aan de Collse watermolen en het gebied daarachter is nog steeds zompig en de mensen die er woonden hadden een karig bestaan.
Toch zag van Gogh de schoonheid van de armoede en was onder de indruk van het verbleekte blauw van de zelf geweefde boerenkielen, zo dat hij zelfs bij de firma Schonfeld in Dusseldorf een duur mineraal blauw pigment voor zijn verf bestelde. Waar deze leverancier nog erg trots op is met zo'n beroemde klant.

Heeft Willem van de Wakker, als telegrafist, dat besteld of deed Jan Baijens uit de Rechtestraat dat voor hem? Maar ook Firma Gestel is een kandidaat daarvoor in verband met hun drukinkten.
 
Mensen zoals natuurliefhebber, vogel en gebiedskenner/beschermer Kees van Greven-broek kunnen daarover boeiend vertellen en wandeltochten en lezingen organiseren.

Vincent vertelde ook dat de nestjes al waren verlaten en het broedsel was uitgekomen anders had hij beslist ruzie gekregen met Kees.
De ongereptheid wordt nu gelukkig bewaard en gekoesterd.
Het is ook een bijzondere ervaring om het zelf te kunnen beleven en men waant zich terug in die tijd.
Vooral "Coll" spreekt tot de verbeelding en men zou daar bijna Deense trollen verwachten in de schemerige avonden.

Begrijpelijk dat mensen daar bijnamen kregen zoals "de Heksenkop" en men hen toverkunsten toedichtte.
Voor Vincent natuurlijk een additionele inspiratie.

Over de Loostraat naar het Hofke en als aanlegplaats de uitspanning "de Planken-opkamer" is het een kattensprongetje naar de vorige Martinuskerk welke hij met een schetsje vastlegde voor het nageslacht.
 
Dimmen Gestel vertoefde daar vaker, ook met zijn schilders vrienden, en het was niet ver lopen vanuit Eindhoven aan de overkant van de spoorlijn.

Frits Philips liet daar later nog een boerderij bouwen en werd door de Tongelrenaren "de Philips Boerderij" genoemd.
Een wethouder verrichtte de officiĆ«le onthulling van een plaquette naar Frits vernoemd, echter werd ie bijna achter zijn rug vervangen door een reclamebord van de "Gasterije".
Maar ja van Gogh restaurant klinkt ook niet en hij zou er zelf nooit gegeten kunnen hebben want at alleen kaas en brood.

Alhoewel koffie had er altijd wel ingegaan.


Peter Nagelkerke, augustus 2013.
 
 

 

 
-Collse Watermolen-

-Collse Heks-

-Mastbomen-










-Martinuskerk-

-Vlechter (Martien Aarts?) - JH 658-