SPROOKJE - VINCENT IN EINDHOVEN

 
Het was 1884 in november en bitter koud in Eindhoven.

Eenen eenzamen schilder stond aan den oever van het water om een vervallen middeleeuwse watermolen te vereeuwigen.
Hij had een zware atelier-ezel opgesteld en zijn opklapkrukje en kwam net van Jantje Baaijens in de Rechtestraat die voor hem een nieuwe voorraad verf had gemaakt.
Via het Gestelse stationnetje was hij uitgestapt met een groot doek van meer dan 1 meter, geweven bij een textielfabrikant in Eindhoven en door Jantje geprepareerd en opgespannen.
De mensen in het trammetje hadden hem al herkend want het was al de 4de keer dat deze zonderling met rare bontmuts daar kwam schilderen.

De polderwerkers aan het water waren bezig met de beschutting en de schilder vond het altijd leuk om met hen een praatje te maken.
Hij had altijd wel een neutje bij zich om met hen te delen en ook een homp brood en wat kaas.
Het werk volgde langzaam want de verf was niet van de beste kwaliteit en wilde er wel weer eens net zo hard aflopen als dat het opgeschilderd werd met de grove streken, die zo kenmerkend waren voor deze schilder.
Toen het bijna klaar was en de schemering al viel kwam de gebiedsmanager er aan met een wijkagent..

Op barse toon vroeg hij wat hier aan de hand was.

"Kan je dat niet zien"  zei de schilder "ik probeer deze mooie molen voor het nageslacht vast te leggen zodat ze die over 100 jaar nog kunnen bekijken hoe hij er voor een eventuele restauratie uitgezien zou hebben."

"Heb je wel toestemming om hier met die rommel op verboden terrein te komen want dit is Rapelenburg , weet je wel?"

De schilder vertelde dat hij toestemming had van een linnenfabrikant in de buurt, genaamd Kerssemakers en dat de zoon Antoon Kers zijn vriend was.

"Niks mee te maken!"
zei de gebiedsmanager "en laat dan aan onze wijkagent je omgevingsvergunning maar eens zien".

"Ik heb geen omgevingsvergunning en waarom zou dat nodig zijn?"

"Nou, dat houtwerk wat je daar bij je hebt is monumentaal en daar heb je een vergunning voor nodig om het hier te plaatsen."


"Hoe kom ik aan een vergunning vroeg de verbaasde schilder?"

"Nou, je moet dat in zesvoud indienen op het stadhuis, de maten opgeven van je statief en hoe diep de punten in de grond steken."

"Dan wordt dat gemeld in de krant en als niemand bezwaar maakt word die vergunning na 6 weken gepubliceerd, maar ga er maar van uit dat ik zal protesteren."

"Je moet dan voor een commissie verschijnen en toelichten wat je hier aan het doen bent en of ze dat kunnen billijken."


"Maar", zuchtte de schilder, "Ik wil alleen maar een schilderij maken!"

"Dat kan iedereen wel zeggen, zei de wijkagent en wie zegt dat je die rommel ook opruimt en geen lege tubes in het water gooit ?"

"Trouwens stond je net te neuriƫn en dat is entertainment en daar heb je weer een evenementen vergunning voor nodig en daar hoort al helemaal een meldingsplicht bij."

"Het zou kunnen wezen dat passerende bezoekers blijven staan kijken en luisteren en daar moet vermakelijkheids belasting over betaald worden."

"Ik kan zelfs niet pianospelen" sprak de schilder "en zingen al helemaal niet en denk niet dat er iemand naar zal luisteren."

"Mag ik uw naam en adres noteren" zei de wijkagent, zijn zakboekje trekkend.

De schilder zei dat hij Vincent heette.

"Achternaam" sprak de wijkagent kortaf.

De schilder vertelde hem dat iedereen hem kende als Vincent en dat zijn achternaam er eigenlijk niet toe deed.

"Achternaam" zei de agent nogmaals en Vincent sprak: "van Gogh" wat de agent ook netjes noteerde als Vangog.

"Adres dan."

"Overal en nergens."


"Ik mag hier wel eens slapen bij mijn vrienden zoals Willem van de Wakker, Antoon Kers mijn vriend of ik logeer bij de familie van de Broek in het Korenstraatje, maar ik woon in het washok van mijn vader."

De agent voelde zich een beetje voor de gek gehouden en werd nu echt boos.

"Je zegt wel dat je schilder bent maar ik zie alleen maar geklieder."
"Volgens mij hoor je thuis in het opvang tehuis, weten ze wel dat je hier bent?"
"Ik zie ook dat je drank bij je hebt en dat mag al helemaal niet in dit park."
"Heb je dat verbodsbord niet gezien?"

"Jawel" sprak de schilder, "maar ik dacht dat dat alleen voor biertjes gold en dit is Brandy."

"Nog sterke drank ook zei de kwaaie agent; dat is dan al de zoveelste overtreding."

"Later zal ik beroemd worden sprak de arme schilder en begon toch maar zijn boeltje te pakken."

De gebiedsmanager fronste zijn wenkbrauwen en zei: "dat werk van jou haalt het Kempenland museum niet eens."

De schilder nam zijn spullen en vertrok naar Antwerpen om nooit meer terug te keren naar dat stadje met alleen die ultuurbarbaren

EN WAAR GEBEURD!  
  Afbeelding invoegen     

Afbeelding invoegen